Door Jaap Brunnekreef, adviseur leren & toetsen én trainer bij Teelen
Een van de taken van de examencommissie in het voortgezet onderwijs (vo) is het borgen van de kwaliteit van de schoolexaminering. Deze belangrijke taak staat beschreven in de WVO 2020 art. 2.60e lid4. In mijn vorige blog heb ik beschreven op welke verschillende manieren de examencommissie de kwaliteit van de schoolexaminering kan borgen. In deze blog ga ik in op de vraag hoe je als examencommissie het ‘kwaliteitswiel’ kunt aanzetten bij vaksecties, zodat niet de examencommissie, maar de vaksectie zelf de toetskwaliteit controleert en verbetert.
Kwaliteitsverbetering
Vanuit de kwaliteitsmanagement gedachte draait het bij het leveren van kwaliteit om het continu verbeteren van een product of dienst om aan de behoefte van de klant te voldoen. Het leveren van kwaliteit is nooit klaar, het kan altijd beter. Het continu willen verbeteren is daarmee een permanent doel van een organisatie. Als je dit gegeven toepast op schoolexamens, betekent dit dat vaksecties voortdurend moeten streven naar verbeteringen in hun examens. Maar hoe krijg je dat voor elkaar?
Plan-do-check-act
In mijn trainingen gebruik ik hiervoor het onderstaande plaatje. Het laat de kwaliteitscirkel van William Edwards Deming zien, de plan-do-check-act cyclus. Deze cyclus is bij veel mensen wel bekend, maar het interessante aan dit plaatje is dat het kwaliteitswiel de berg oprolt en dat er een stut is toegevoegd.
Het feit dat het kwaliteitswiel de berg omhoog moet afleggen, laat zien dat verbeteringen van de kwaliteit nooit vanzelf gaan; het kost altijd moeite. De stut, die zorgt dat het wiel niet weer de berg afrolt, symboliseert de examencommissie. Zij zorgt er met haar stut voor dat er een (afgesproken) kwaliteitsniveau wordt behaald voor wat betreft de schoolexamens.
Wat is kwaliteit eigenlijk?
In de kwaliteitsmanagement wordt met ‘kwaliteit’ bedoeld dat iets voldoet aan een van tevoren vastgestelde standaard. Zo werkt dat ook bij het borgen van de kwaliteit van de schoolexamens. Je zult als examencommissie eerst moeten nadenken aan welke kwaliteitseisen moet worden voldaan en hierover afspraken maken. Denk aan:
- Een duidelijke beschrijving van de leerdoelen die worden getoetst.
- Afspraken over de duur en/of lengte van het schoolexamen.
- Vastleggen van de variatie in schriftelijke toetsen en (praktijk)opdrachten.
- Bepalen van het percentage waarin het schoolexamen meetelt in het geheel.
- Afnemen van een steekproef naar de kwaliteit van een schoolexamen.
- Opstellen van regels en richtlijnen die gehanteerd worden bij het beoordelen van schoolexamens.
Maar hoe zorg je er nou voor dat het kwaliteitswiel daadwerkelijk in beweging komt bij de vaksectie? Als examencommissie ben je geïnteresseerd in twee fases van de plan-do-check-act cyclus geïnteresseerd, dat zijn de ‘check’ en de ‘act’ fase. Hieronder leg ik dat uit.
Het kwaliteitswiel in beweging brengen
Het belangrijkste instrument dat de examencommissie hiervoor tot haar beschikking heeft, is het gesprek. Dat klinkt bijna te simpel om waar te zijn, maar dat is het wel. Door in gesprek te gaan met vaksecties kun je namelijk het kwaliteitswiel in beweging krijgen.
Zo’n gesprek voeren is niet altijd eenvoudig. Behalve dat het een veilig en prettig gesprek moet zijn, gaat het in feite om twee belangrijke vragen die je aan de vaksectie moet stellen. Deze vragen zijn:
- Hoe weet de vaksectie dat zij kwalitatief hoogwaardige schoolexamens maken?
- Welke acties ondernemen zij om volgend schooljaar nog betere schoolexamens te maken?
Vraag-1: de check-fase – hoe weet je dat je goede examens maakt?
Een sterke impuls om het kwaliteitswiel in beweging te krijgen is de ‘check-fase’. Eén van de manieren om dat voor elkaar te krijgen is een ‘check’ uit te voeren op één van de schoolexamens, ofwel; een toetsanalyse uit te voeren. Dat kan een analyse met p- en rit-waarden zijn. Als vaksectie krijg je dan zicht op de kwaliteit van je eigen examenvragen. Dat kan een enorme realiteitscheck zijn. Zo wordt ineens duidelijk dat een geweldige vraag veel te moeilijk blijkt te zijn (lage p-waarde) of dat leerlingen met een laag cijfer de vraag ‘goed’ hebben en leerlingen met een hoog cijfer de vraag in het algemeen ‘fout’ (negatieve Rit-waarde). Dat wil je niet. Een toetsanalyse kan daarom een krachtige aanjager zijn om het kwaliteitswiel in beweging te krijgen.
Als examencommissie wil je zicht houden op de kwaliteit van de schoolexamens, zónder de uitvoering op je te nemen. Zo kan de examencommissie een analyse uitvoeren, maar eigenlijk wil je dat de vaksectie zelf een dergelijke evaluatie uitvoert. Mochten ze daartoe niet in staat zijn, kan een collega-docent, die bijvoorbeeld de opleiding tot toetsexpert heeft gevolgd, uiteraard helpen.
Een andere manier om zicht te krijgen op de toetskwaliteit is om de leerlingen achteraf zelf te bevragen wat zij van de toets vonden. Doe dat beter niet direct na afloop van de toets, maar na een paar dagen, als de emoties zijn gezakt. Mijn ervaring is dat leerlingen in het algemeen vrij aardig feedback kunnen geven op je toets. Het bevragen van deze ‘klantervaring’ is in de kwaliteitsmanagement een veelgebruikte methode.
Vraag-2: act-fase – hoe zorg je voor nog betere schoolexamens?
In de act-fase draait het om de vraag welke acties de vaksecties het afgelopen jaar hebben ondernomen om de kwaliteit van het schoolexamen verder te verbeteren. Deze verbeteringen hoeven niet altijd heel groot te zijn. Ook het bewust zijn welke leerdoelen op welk taxonomisch niveau terugkomen in de toets, is vaak al een hele verbetering.
Laatst gaven docenten in een training aan, dat zij de beoogde verbetering al sinds jaar en dag opschreven in hun vakwerkplan. Hierin beschreven ze welke activiteiten ze volgend schooljaar willen gaan doen om de kwaliteit te verbeteren. Een gesprek, waarin je wordt meegenomen in de gemaakte plannen en daadwerkelijke verbeteringen kunt laten zien, is natuurlijk veel krachtiger. Het moet immers geen ‘papieren’ werkelijkheid worden.
Tot slot nog een belangrijke tip tijdens de ‘act-fase’, beschrijf tijdens het gesprek duidelijke actiepunten en bespreek de verbeteringen (zoals een nieuwe toets), door deze daadwerkelijk in te zien en te bespreken. Op de gemaakte afspraken moet je natuurlijk terugkomen. Dat betekent dat je bijna altijd een vervolgafspraak maakt, waarin de gemaakte afspraken worden besproken; in feite stel je het volgende ‘check moment’ vast.
Appels met peren vergelijken
Een veelgehoord antwoord op de vraag hoe vaksecties weten of ze kwaliteit leveren is dat het cijfer op het schoolexamen dicht in de buurt ligt van het centraal examen. Het is uiteraard fijn als dit (toevallig) het geval is. Maar het kan geen doel op zich zijn! Het schoolexamen kent immers een schooleigen karakter en is op veel scholen een heel ander soort examen dan het centraal examen. Daarnaast beoogt de wet (WVO 2020) dat scholen juist de ruimte nemen om ook andere kanten van de leerling te toetsen. Zo kan het schoolexamen bestaan uit een combinatie van toetsen, met onder andere een praktijkopdracht, een samenwerkingsopdracht of een reflectie. Het schoolexamen vergelijken met het centraal examen is écht appels met peren vergelijken. Als examencommissie moet je dan ook geen genoegen nemen met dit antwoord.
Samenvattend
De examencommissie is in de kwaliteitsmanagement gedachte de stut die er voor zorgt dat de toetskwaliteit van het schoolexamen niet de berg afrolt. Echter, de vaksecties moeten het kwaliteitswiel zelf in beweging houden. Als examencommissie kan je wel helpen het kwaliteitswiel aan te zetten, door de vakgroep kritisch te bevragen hoe zij weten dat ze goede schoolexamens maken en te bevragen hoe zij volgend jaar hun toetsen weer verder willen verbeteren. Het verbeteren van de (toets) kwaliteit kost altijd moeite; kwaliteitsverbeteringen gaan helaas nooit vanzelf. Als examencommissie heb je een belangrijke taak om de toetskwaliteit te bewaken, maar misschien nog wel belangrijker, het kwaliteitswiel aan te zetten bij je collega-docenten.
Ik wens je veel succes in je rol als lid van de examencommissie!