Kennisbank

Hoe kun je differentiërend toetsen inzetten bij het doorstroomadvies?

Door Jaap Brunnekreef, adviseur leren & toetsen én trainer bij Teelen

In mijn eerste blog over differentiërend toetsen in een dakpanklas, besprak ik hoe je één toets geschikt kan maken voor meerdere niveaus. Door goed te kijken naar de leerdoelen achter de vragen, kun je in de beoordeling gericht differentiëren tussen bijvoorbeeld vwo, havo of vmbo-niveau. In deze nieuwe blog ga ik een stap verder. Ik laat zien hoe je de resultaten (de datapunten) die je toets oplevert, kunt gebruiken om aan het einde van het schooljaar een goed onderbouwd doorstroomadvies te geven over het best passende onderwijsniveau voor je leerling.

Meer datapunten zeggen meer

Aan het einde van het schooljaar breekt voor brugklassers een belangrijk moment aan: welk onderwijsniveau past het beste bij hen? Omdat je gedurende het jaar voor elke toets zowel een havo- als een vwo-cijfer (of vmbo- en havo-cijfer) hebt berekend, kun je nu per leerling het gemiddelde cijfer per niveau berekenen. Dat geeft al een eerste indicatie.

Maar je kunt nog een stap verder gaan. Door te kijken naar de toetsvragen die het meest onderscheidend waren (hogere Rit-waarde), dus de vragen waarop de sterke leerlingen duidelijk beter scoorden dan zwakkere leerlingen, kun je een extra analyse toevoegen. Als je deze vragen bundelt in één overzicht, krijg je inzicht in hoe een leerling gedurende het jaar heeft gepresteerd op de leerdoelen die het verschil maakten tussen de onderwijsniveaus. Dit overzicht biedt waardevolle informatie bij het geven van een onderbouwd schooladvies.

Eén overzicht, meer inzicht

In de onderstaande figuur zie je hoe je de onderscheidende toetsvragen uit de verschillende periodes kunt samenbrengen in één overzicht. In periode 1 bevatte de toets bijvoorbeeld twee onderscheidende vragen, in periode 2 geen, in periode 3 drie en in periode 4 één. Door deze datapunten te bundelen, ontstaat een helder beeld van hoe een leerling gedurende het schooljaar heeft gescoord op de vragen die het verschil maakten tussen de schoolniveaus.

Figuur met een tabel waarin van zeven leerlingen het percentage behaalde punten wordt weergegeven op de onderscheidende toetsvragen.

De vragen uit de toets moeten dus gekoppeld zijn aan leerdoelen die typisch zijn voor dat schoolniveau. Bij vwo zijn dat bijvoorbeeld vaak leerdoelen die complexer of abstracter zijn en die daarmee vaker gekoppeld worden aan een hoger taxonomieniveau. Als een leerling consequent goed scoort op deze toetsopgaven, geeft dat een sterke indicatie dat de leerling deze leerdoelen aan kan en daarmee eerder past bij het vwo-profiel. Op deze manier worden toetsdata niet alleen een middel om te beoordelen, maar ook om te adviseren.

Percentages geven richting, geen zekerheid

Je kunt de prestaties op onderscheidende toetsvragen zelfs uitdrukken in een percentage. Stel: leerling 1 (Aiden) scoort 38% van de te behalen punten op deze vragen, terwijl leerlingen 4 en 5 (Isabella en Liam) respectievelijk 83% en 93% behalen. Dat zijn dan waarschijnlijk de typische vwo-leerlingen voor jouw vak. Leerling 2 (Daan) scoort 72%, maar laat opvallend veel punten liggen bij vraag 8 uit de toets van periode 3. Mogelijk is dit een onderwerp dat hem minder ligt.

Dit laatste laat zien dat het lastig is om zomaar een harde grens te trekken. Een enkele toetsvraag kan namelijk een vertekend beeld geven, zeker als een leerling op andere onderscheidende leerdoelen wél goed scoort. Uiteindelijk is het aan jou als docent om een weloverwogen beslissing te nemen. De praktijk leert dat vrijwel geen enkele leerling álle onderscheidende leerdoelen volledig beheerst – en dat hoeft ook niet. Het gaat om het totaalbeeld.

Niet het cijfer, maar de leerdoelen staan centraal

Wat deze benadering zo interessant maakt, is dat je niet langer uitsluitend naar het cijfer op de toets kijkt, maar juist naar de prestaties op de (onderscheidende) leerdoelen waar de toets uit is opgebouwd. Je kijkt als het ware onder de motorkap van het cijfer.

In theorie kan het dus voorkomen dat een leerling die gemiddeld zessen haalt, maar wél goed scoort op de toetsvragen die typisch vwo-leerdoelen meten, een vwo-advies krijgt. Tegelijkertijd kan een leerling met een gemiddeld cijfer van een zeven, maar met lage scores op juist die onderscheidende toetsvragen, een havo-advies krijgen.

Dit vraagt om zorgvuldige communicatie, zeker richting ouders. Het advies is immers niet alleen gebaseerd op gemiddelden, maar op een inhoudelijke analyse van wat een leerling beheerst — en op welk niveau. Dat maakt het advies sterker en beter onderbouwd, maar ook complexer om uit te leggen.

Meer dan alleen cijfers

Als disclaimer is het belangrijk om te benadrukken dat leerprestaties slechts één van de factoren zijn die bepalen of een leerling beter past op het vmbo, de havo of het vwo. Uit de literatuur blijkt dat ook andere elementen een voorspellende waarde hebben. Zo speelt het IQ een belangrijke rol [1], net als emotionele intelligentie, sociale steun vanuit de peergroep en – in het bijzonder bij meisjes – steun vanuit de familie [1].

Daarnaast zijn de zes zelfregulatievaardigheden van Zimmerman (zoals doelgerichtheid, zelfmonitoring en reflectie) sterk verbonden met het behalen van (leer)doelen [1], sociaal gedrag, mentale gezondheid en zelfs een gezonde levensstijl op latere leeftijd [1].

Kortom: toetsresultaten geven waardevolle informatie, maar vormen slechts een deel van het grotere plaatje. Een goed onderbouwd doorstroomadvies vraagt om een brede blik op de leerling.

Tot slot

Differentiërend toetsen biedt een waardevolle kans om leerlingen in een dakpanbrugklas een goed afgewogen doorstroomadvies te geven. Door onderscheidende toetsvragen te identificeren en te analyseren, ontstaat een rijker beeld van wat een leerling écht beheerst. Dit kan leiden tot een beter onderbouwd doorstroomadvies, mits je uiteraard ook oog houdt voor de bredere context: cognitieve, sociale en emotionele factoren spelen immers ook een rol.

Het vraagt van docenten een combinatie van vakinhoudelijke scherpte, pedagogisch inzicht en datageletterdheid. Maar wie die stap durft te zetten, maakt van toetsing niet alleen een beoordelingsinstrument, maar ook een kompas voor toekomstgericht onderwijs. Uiteindelijk draait het niet om het cijfer, maar om wat dat cijfer écht zegt over de prestatie van de leerling.

Wil je meer weten over differentiërend toetsen? Volg dan één van onze trainingen.

 

Literatuur

[1] Rapport ResearchNed. (2017). Differentiëren en differentiatievaardigheden in het voortgezet onderwijs
[2] Deunk, M., Doolaard, S., Smale-Jacobse, A., & Bosker, R. J. (2015). Differentiation within and across classrooms: A systematic review of studies into the cognitive effects of differentiation practices. RUG/GION
[3]  Kennisrotonde. (2015). Is het waar dat brede brugklassen bijdragen aan de plaatsing van leerlingen op het opleidingsniveau dat het beste past bij hun capaciteiten? (KR 001). Den Haag: Kennisrotonde
[4] Peeters W. (2024). Toetsen in een brede brugklas. Vernieuwenderwijs

Ga naar de inhoud