Stel je eens voor dat de sectie Biologie als een van de leerdoelen heeft gesteld: adviezen voor gezonde voeding kunnen geven met behulp van de schijf van vijf. De leraar Biologie besteedt in de lessen vervolgens vooral aandacht aan voorbeelden van ongezonde voeding. In de afsluitende toets moeten de leerlingen afbeeldingen van voedingsmiddelen plaatsen in de schijf van vijf.
We voelen allemaal wel aan; in dit voorbeeld is er geen goede afstemming tussen het leerdoel (adviezen kunnen geven), de leeractiviteiten (voorbeelden bespreken van ongezonde voeding) en de toets (indelen van voedingsmiddelen in de schijf van vijf). Die afstemming binnen het curriculum wordt ook wel constructive alignment (Biggs & Tang) of constructieve afstemming genoemd.
Het principe van constructive alignment
Het principe van constructive alignment stelt dat zowel leer- en onderwijsactiviteiten als toetsactiviteiten gebaseerd moeten zijn op leerdoelen. De drie onderdelen moeten zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd en vormen een coherent en consistent geheel (zie afbeelding).

Het principe van constructive alignment (gebaseerd op Biggs & Tang, 2011)
Door dit principe consequent toe te passen, wordt het, zowel voor de leerling, de docent als de school, duidelijk hoe in het onderwijsprogramma wordt toegewerkt naar de beheersing van de einddoelen. Deze duidelijkheid zorgt er vaak voor dat leerlingen effectiever leren, ze meer autonomie ervaren, waardoor hun motivatie hoger is en ze meer leren.
Heldere leerdoelen
Een samenhangend curriculum kan niet zonder heldere doelen. Belangrijk is dat leerdoelen concreet, meetbaar en voor leerlingen begrijpelijk zijn. Dit betekent dat een vertaalslag nodig is van, de veelal globale, eindtermen en kerndoelen. Ook het opnemen van een meetbaar werkwoord is belangrijk, zoals benoemen, beoordelen of ontwerpen. Dit werkwoord geeft het beoogde niveau aan waarop de leerling de inhoud moet beheersen (benoemen = reproductie, beoordelen = toepassen, ontwerpen = creëren). Een taxonomie, bijvoorbeeld die van Bloom, kan hierbij handvatten bieden. Door aan de slag te gaan met het formuleren van heldere doelen, ga je kritisch kijken naar je programma, kun je leerlingen meer eigenaarschap geven, bestaande methodes meer loslaten en variëren met materiaal op basis van de leerdoelen.
Te weinig samenhang
In de praktijk zien we nog vaak dat leerdoelen, onderwijsactiviteiten en toetsing te weinig samenhang vertonen. Zo hebben leerdoelen in het moderne vreemde talen onderwijs vaak een communicatieve focus. Echter, doordat de toetsen vaak deze focus niet hebben, zijn de onderwijsactiviteiten ook minder communicatief dan beoogd. Uit een landelijk onderzoek naar de beoordeling van LO onder 160 scholen (Borghouts ea, 2015) blijkt dat ‘inzet’ een grote plek krijgt in beoordelingen van bewegingsonderwijs. Als een leerling iets met veel inzet doet, zal het leereffect waarschijnlijk wel groter zijn dan wanneer de inzet laag is. Het leereffect zelf toets je echter niet. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek ook dat bijvoorbeeld ‘aanwezigheid’ en ‘correcte kleding’ een grotere rol speelt dan ‘(zelf)kennis en reflectie’. De vraag is wat je op basis van de genoemde beoordelingscriteria kunt zeggen over het beheersen van de gestelde leerdoelen.
“Als je goed wilt leren zwemmen, kun je beter baantjes trekken dan de wet van Archimedes uit je hoofd leren”.
Bronnen
- Biggs, J.B & Tang, C.(2011). Teaching for quality learning at university. Open University Press.
- Borghouts, Weeldenburg & Slingerland (2015). Doelen, lessen en beoordelen: één geheel; constructive alignment bij LO
- Teelen (2021). Toetskwaliteit in de praktijk. Hoe maak ik goede toetsen met gesloten en open vragen?
- NRO. Thematisch overzicht Formatief evalueren: wat, wanneer en hoe?
Dit artikel is ook verschenen op de website van SBO.